Voor de drie organisaties zijn er vele redenen om samen te werken. Hieronder de belangrijkste redenen op een rijtje.
Complexiteit van de belangenbehartiging
De complexiteit van de belangenbehartiging neemt de laatste jaren enorm toe. Dit leidt tot een groeiende
betrokkenheid van de organisaties op allerlei verschillende beleidsterreinen (zorg, welzijn, onderwijs, arbeid, financiële positie, etc.). Een en ander betekent een grotere belasting voor het werk van de drie organisaties. Deze zal in de toekomst alleen maar toenemen.
Individualisering
Onze samenleving is veranderd. Sociale verbanden hebben grote wijzigingen ondergaan en er is sprake van een toenemende individualisering. Mensen zijn niet alleen meer uit idealisme lid van een organisatie, maar bezien hun lidmaatschap van of betrokkenheid bij een vereniging of stichting vanuit hun individueel belang (wat levert het mij op?). Die individualisering zie je ook terug in het overheidsbeleid; bijvoorbeeld in wetgeving op het gebied van de onafhankelijke indicatiestelling, persoonsgebonden budgetten, functionele omschrijvingen van hulpmiddelen, etc. Ook de achterban van de dovenorganisaties individualiseert. Leden c.q. donateurs hebben steeds meer behoefte aan individuele ondersteuning, service en dienstverlening. Alleen ‘moderne’ organisaties die kiezen voor een cliëntgerichte benadering hebben op termijn overlevingskansen. Een en ander vraagt om verdergaande professionalisering en dit kost tijd, inspanningen en geld.
Gezamenlijke kracht en efficiencywinst
Door nauwer samen te werken neemt de gezamenlijke kracht verder toe. Dat heeft veel voordelen voor de belangenbehartiging, maar ook voor de wijze waarop activiteiten georganiseerd worden. Er valt volgens betrokkenen de nodige efficiencywinst te boeken. Daarbij kan gedacht worden aan een gezamenlijk, virtueel kantoor, een gezamenlijke ledenadministratie, een gezamenlijke activiteitenkalender, een gezamenlijke website en nieuwsbrief, etc.
Bestaande overeenkomsten
Hoewel er natuurlijk ook verschillen zijn, hebben de betrokken dovenorganisaties zeer veel gemeen. De drie organisaties er- en herkennen elkaars communicatiesystemen en staan volledig achter de erkenning van de NGT. Dit is ook weer van belang voor de gebaren in het NmG. Geen enkele vorm van communicatie wordt afgewezen.
De achterbannen (de doelgroepen) van de drie organisaties zijn niet identiek, maar vertonen veel gelijkenissen. Het zijn organisaties die zich direct dan wel indirect (via de ouders) inzetten voor de belangen van doven. De drie organisaties kennen verder een overlap in hun doelstellingen en hebben vergelijkbare kerntaken: belangenbehartiging, het geven van informatie en voorlichting en het organiseren van contacten tussen de leden (lotgenotencontact). Men heeft bij veel activiteiten dezelfde samenwerkingspartners en er is overlap in het netwerk.
De verschillen die er wel zijn, staan verdere samenwerking niet in de weg. De organisaties hebben een wens tot meer samenhang en afstemming van activiteiten en binnen de drie organisaties is er sprake van een ‘open cultuur’. Sinds geruime tijd werken de organisaties op een aantal terreinen al naar tevredenheid samen en op facilitair gebied is al sprake van een relatie (bijv. gezamenlijke huisvesting).
Versnippering
Binnen de dovenwereld is sprake van versnippering. Voortkomend uit diverse doelgroepen komen diverse (ouder)organisaties op voor de belangen van zichzelf of van hun kinderen. Die versnippering komt de effectiviteit van handelen en de vindbaarheid voor de buitenwereld niet ten goede.